Een Nederlandse vrouw opent een pension in het voormalige Oost-Duitse stadje Brandenburg aan de Havel. Net voordat de eerste gasten aankomen krijgt ze te horen dat haar man haar op tal van terreinen bedriegt, maar niet alleen haar, ook vele anderen. Hij blijkt een geslepen fantast. Hoe heeft zij dit niet kunnen merken? Ze stelt zich de vraag in hoeverre je iemand kunt kennen. Door te kijken naar haar gasten hoopt ze een antwoord te vinden.
Zo is er de man die zich vrijwel dagelijks als Otto van Bismarck verkleedt, maar daar iedere keer weer een andere reden voor heeft. Ook is er het echtpaar in crisis, dat de onvermijdelijke afloop niet wil zien. Dan ontdekt de hoofdpersoon van de roman in Berlijn het zogenaamde Keizerpanorama, een houten kijkkast uit 1883 waaromheen vijfentwintig personen op krukjes kunnen plaatsnemen om een ronddraaiende diavoorstelling te bekijken. Maar wat zág het publiek in die tijd? Wie koos de beelden uit? En is de illusie die toen geboden werd, nu nog steeds zo krachtig?